Als je ruim dertig jaar in een stad gewoond hebt waar het oudste huis nog altijd ruim 18 jaar jonger is dan jezelf, is het even wennen om in een echt oude plaats te wonen. Toegegeven, onder Almere zijn ook prehistorische overblijfselen gevonden, maar niet veel meer dan een paar botsplinters en dergelijke.

Vooral Atalaia do Campo, de “andere helft” van onze gemeente, heeft een oude geschiedenis. Het plaatsje stamt al van voor de Romeinse tijd (in de eerste eeuw na Chr. hier in Portugal, daarvoor woonde hier de stam, of het volk, der Lusitaniëers. Nog altijd zijn er hier veel bedrijven, organisaties en dergelijke die een verbastering daarvan in hun naam hebben.

Maar goed, de Romeinen dus. Die legerden een compleet garnizoen in wat nu Atalaia do Campo is. En omdat soldaten nu eenmaal honger, dorst en gierende hormonen hebben ontstond niet ver van Atalaia do Campo Povoa de Atalaia, het bevoorradfingsdorp, met slagers, bakkers, wijnleveranciers en damees die de heren militairen wel van hun verhoogde ballendruk wilden afhelpen, tegen een aantal sestertiën uiteraard.

De Romeinen hebben misschien niet veel achtergelaten (ik ga ooit nog wel met een metaaldetector aan t werk, een paar oude muntjes of helmen zoeken of zo), maar toch wel wat. Zo is er een brug die wordt toegeschreven aan de Romeinen, de Ponto Romana. Hemelsbreed nog geen 2 kilometer van ons huis vandaan. En hier zijn dergelijke bruggen niet voorzien van toegangshekken en toegangsbewijsloketten, welnee, de brug maakt gewoon deel uit van een vrij smalle weg tussen Atalaia do Campo en het station van Soalheira. Oftewel, we zijn er vandaag gewoon met de auto overheen gereden. Stevig graniet, kom daar nog maar eens om in de moderne bruggenbouw.

Elders, niet op openbaar terrein, ligt in de Alpreade ook nog een damwand. Eveneens gebouwd door de Romeinen. Leuk om te denken dat de legionnairs daar hun handen -of anders- hebben gewassen. Ja, we konden de dam bekijken, hij ligt op het land van vrienden.

De feitelijke stichting van Atalaia de Campo (destijds Atalaia da Beira) is van later datum, maar zeker niet recent. Bewoning waarvan iets is opgeschreven loopt terug tot 1212 na Chr. De stad -mogelijk zelfs een provinciehoofdstad destijds- werd door de toenmalige koning van Portugal (pas in 1910 werd Portugal een republiek, in 1139 werd Portugal een koninkrijk onder Afonso I, de koning die Atalaia overdroeg was dus waarschijnlijk Afonso II, de derde koning van Portugal. Tevens de eerste koning die niet doorlopend oorlog voerde met de Spanjaarden, maar het land reorganiseerde.) Hoe dan ook, Atalaia d. C. kwam in handen van Joao Dureas. Deze heer en zijn familieleden hielden Atalaia eeuwenlang in bezit, in ieder geval tot ca. 1500, want dan wordt duidelijk dat Atalaia d. C. in handen is van de Kardinaal van Alpedrinha (een dorp hier om de hoek), en wel Jorge da Costa. Een herderszoon die het tot paus schopte, althans, hij werd verkozen in 1503 maar bedankte voor de eer. Hoe dan ook, de herderszoon wist zich redelijk rijk te maken in dienst van de kerk, en zijn erfgenamen waren de Heren van Pancas. Een voornaam geslacht, in 1874 kregen ze de titel “Graaf”. Deze heren bezaten overal land, in Portugal, maar ook in Brazilië. Atalaia d. C. zou onder bestuur van een dezer heren komen te staan. Pas toen het geslacht eeuwenlater uitstierf, verviel het “eigendom”.

De geselpaal en moerbijboom, links bij de trap het terras

Maar goed, Atalaia is misschien nu maar een paar honderd inwoners rijk, het was wel degelijk een stad, met dezelfde rechten als Castelo Branco. In 1570 werd het handvest dat Atalaia tot stad benoemde, officieel, al bestond het al veel langer. En een stad had in die tijd een rechtbank, een beul en een gevangenis. En wat nu een heerlijk cafeetje is met leuk terras (Casa Velho) was ooit de rechtbank, of wellicht het hele stadhuis. Onder de cafévloer zouden de kerkers nog liggen (die hebben we nog niet gezien). Vlak naast het café staat niet alleen een stokoude (“eeuwenoud”, zo zegt men hier) Moerbeiboom, maar ook de gemeentelijke geselpaal. Van graniet, niet stuk te krijgen, en sinds 1570 zijn er aardig wat kleine criminelen daar geslagen. Nee, dood ging je er niet. Wie het zo bont gemaakt had werd een stukje buiten het dorp op het galgenveld opgehangen. Inmiddels ligt daar een quinta, die -heel toepasselijk- quinta van de beul heet. De moerbeiboom is overigens ook als historisch erfgoed geregistreerd. “Dit exemplaar kreeg een hoge historische en culturele waarde omdat het werd geassocieerd met de Franse invasies. Hier werd een hinderlaag gelegd op Franse troepen onder bevel van generaal Junot.” Junot was een enorm wrede generaal in de Nappoleantische legers, die rond 1808 de inval in Portugal leidde. Bij gebrek aan tegenstand van reguliere legers, vermoordde hij vooral oude mannen en kinderen. De hinderlaag bij Atalaia stelde uiteindelijk dan ook weinig voor, en vanuit Atalaia wist Junot in minder dan een uur de destijds belangrijke gemeente Alpedrinha in te nemen.

De invasie van Portugal door Junot

Atalaia, als dorp, moet ommuurd zijn geweest, hoewel alle sporen verloren zijn gegaan. Ook zou er ooit een  kasteel zin geweest, maar dat is in de nevelen der tijd verdwenen. Al beweren sommigen dat de huidige kerk gebouwd is op de oude plek van het kasteel. Toch is een wandeling door het dorp leuk, veel oude huizen hebben nog tegeltjes (azulejos). De oudste huizen stammen ook echt uit de 16e eeuw. Verder, aan de Rua da Fonte vind je de Heer der Onschuldigen, uitgehouwen in steen en ongedateerd. Op weg naar Póvoa da Atalaia kom je de Fonte dos Namorados tegen, die wordt toegeschreven aan de Romeinen, een fontein in hardsteen en met een inscriptie die mysterieus blijft voor zowel de inwoners als bezoekers. Er is ook nog een landhuis te bewonderen, een erfenis van de Sarafanas, grote landeigenaren en er zijn ook enkele huizen met manuelijnse ramen.

Kortom, dat kleine dorpje heeft nog heel wat leuks….

Je kan misschien ook genieten van: